Review Canon RF 600 en 800mm f/11, nieuwe tele-mogelijkheden

DIGIFOTO Awards

Review Canon RF 600 en 800mm f/11, nieuwe tele-mogelijkheden

Dre de Man 4759
Toen rond 1960 de opmars van reflexcamera’s begon, werden er regelmatig nieuwe objectief categorieën geïntroduceerd. Dat is lang geleden. Met de opmars van de spiegelloze camera’s ontstaan er ineens weer nieuwe mogelijkheden.

Reflexcamera’s kunnen niet scherpstellen met objectieven die een lagere lichtsterkte hebben dan circa f/8 (behalve in LiveView). Spiegelloze camera’s kennen die beperkingen niet. Canon zag dus een gat in de markt en introduceerde twee teleobjectieven met een lichtsterkte van f/11: een 600mm en een 800mm. Er waren wel al teleobjectieven met een lichtsterkte van f/5,6 maar de nieuwe Canon-objectieven zijn dus maar liefst twee stops minder lichtsterk. Bij 800mm is f/5,6 de regel, dus dat is maar liefst twee stops minder lichtsterk. Maar ieder nadeel heeft zijn voordeel en Canon heeft nu gekeken naar de voordelen van lichtzwakke lange teleobjectieven. Naarmate de lichtsterkte en de beeldhoek afneemt, blijven er minder beeldfouten over. Het ontwerpen is dus gemakkelijker, je kunt toe met minder elementen dus wordt het objectief goedkoper maar ook lichter. 

Dat is in dit geval duidelijk te merken; de 600mm weegt 930 gram en de 800mm 1260 gram. Het kleine gewicht maakt de objectieven uiterst handzaam. Canon heeft bovendien de objectieven zo opgebouwd dat er achteraan geen aparte negatieve lensgroep meer is waardoor het mogelijk werd ze in te schuiven. Qua prijs zijn de objectieven ook bijzonder: die twee diafragma’s besparen ongeveer een factor twintig. Kijken we naar de MTF’s van Canon, dan zien we wel dat de objectieven niet de optische perfectie bieden van de dure lichtsterke grote broers. Omdat f/11 het maximale diafragma is, moet je er rekening mee houden dat er altijd sprake is van diffractie, dus dat kost ook weer wat scherpte en contrast. Om de optische wetten te tarten gaf Canon me bovendien nog eens twee tele-converters mee, een 1,4 x en een 2x: dan komt je uit op f/16 respectievelijk f/22, maar uitzonderlijke brandpunten tot wel 1600mm.

Praktijktest

Vanuit de theorie en op basis van de MTF’s is het heel moeilijk om te voorspellen hoe goed deze objectieven zijn. Kortom: in zo’n geval is het extra belangrijk om ze in de praktijk te testen. Het eerste wat dan opvalt is de handzaamheid. Beide objectieven wegen rond de kilo en dat lijkt misschien nog wel een behoorlijk gewicht, maar in combinatie met de lengte doen ze echt licht aan. Ik had van deze objectieven een echte resolutietest kunnen maken, maar dat leek me in dit geval minder relevant omdat in de praktijk de resultaten nogal beperkt zouden worden door de hogere ISO-instellingen dan wel beweging van het onderwerp. Bovendien was er maar één diafragma dat je zou kunnen gebruiken: f/11 (zie kader). 

Allereerst dan maar een serie foto’s gemaakt van een toren op een paar honderd meter afstand van statief. Daar voldeden de objectieven prima. Goede scherpte over vrijwel het gehele beeldveld en een heel redelijk contrast. Ook enkele praktijkopnamen van vogels bevestigden dit beeld. Iets minder contrast dan de superdure grote broers, zoals de MTF’s ook al lieten zien, maar goed vergelijkbaar met bijvoorbeeld een 100-400 met een 2x converter. De objectieven gingen ook goed om met lichtbronnen in beeld. 

Van de combinatie van een 2x-converter met een f/11-objectief verwachtte ik eerlijk gezegd weinig goeds. Toch probeerde ik het en tot mijn verbazing leverde dat een scherp resultaat op. Met de converter was de chromatische aberratie (ongecorrigeerd) weliswaar zichtbaar, maar een stuk kleiner dan ik verwacht had. Het was vooral een bewijs van het feit dat de objectieven weinig beeldfouten hadden. De combinatie is in de praktijk dus ook te gebruiken, bijvoorbeeld bij het fotograferen van de maan of andere hemellichamen of van heel kleine dieren.

Bij f/16 en f/22 verwacht je heel veel diffractie, maak daar heeft Canon (deels) iets op gevonden, zie kader. De scherpstelling wordt er natuurlijk niet sneller op wanneer de diafragma’s f/11 respectievelijk f/16 en f/22 bedragen. Toch viel dat reuze mee, natuurlijk helemaal wanneer je het met een reflexcamera vergelijkt. Ook de stabilisatie deed het heel goed. Canon geeft vier stops CIPA aan en dat zou bij de 600mm inhouden dat je bij 1/40 s uit de hand zou kunnen fotograferen. Dat haalde ik niet maar 1/125 en soms zelfs 1/60  was heel goed te doen. Bij langzamere sluitertijden heb je sowieso eerder te maken met bewegingen van je onderwerp – zoals dieren – dan met bewegingsonscherpte.

Bij bewegende onderwerpen stuit je wel op de onvermijdelijke nadelen van de lage lichtsterkte: je  moet al snel heel hoge ISO-instellingen gebruiken, vanwege de korte sluitertijden die nodig zijn om de bewegingen van de vogels te compenseren. In de volle zon, met genoeg licht, valt het allemaal weer reuze mee.

Slim omgaan met diffractie 

Bij deze twee Canon-objectieven wordt er uiterst slim omgegaan met diffractie. We kennen diffractie vooral als iets ongunstigs, maar dat is maar één aspect ervan. Diffractie is niets anders dan de verandering van een golfpatroon. Licht bestaat uit golvende deeltjes. Zoals iedereen weet die wel eens aan zee geweest is, kunnen die golven van patroon veranderen. Vaak breekt zo’n golf dan en dan wordt het een beetje een rotzooitje: de golven zij niet meer als zodanig herkenbaar. Dat is wat er gebeurt bij kleine diafragma’s: je krijgt (deels) een rotzooitje en scherpte en contrast lijden daaronder. 

Maar er is ook gunstige diffractie. Maak je namelijk zo’n diffractiepatroon fijner, dan heb je er iets aan. Dat is ok hoe een cd werkt: daar zitten kleine putjes in en de diffractie die optreedt zorgt ervoor dat afhankelijk van de diepte van het putje het laserlicht uitgedoofd wordt of niet, en zo krijg je dan eentjes en nullen, een digitaal signaal. Kijk je naar de zon die gereflecteerd wordt door een cd, dan zie je een regenboogpatroon. De diffractie beïnvloedt het golfpatroon van het licht afhankelijk van de kleur (golflengte) ervan.  

Normaliter wil je dat niet, want daardoor ontstaat chromatische aberratie. Maar omdat het precies omgekeerd is aan de ‘normale’ chromatische aberratie, kun je het heel goed gebruiken als extra correctie van kleurfouten in een objectief, in plaats van fluoriet- of ED-elementen. Zo kun je een objectief kleiner en lichter maken. Dat is het idee achter de Canon DO-(diffraction optics) en de Nikon PF-(phase fresnel) objectieven.  

Canon heeft echter ook iets slims bedacht met betrekking tot de grovere, ongunstige diffractie. Omdat deze nauw verband houdt met de vorm en de plaatsing van het diafragma, heeft Canon de objectieven uitgevoerd zonder diafragma. 

Lees verder: canon-europe.com/pro/infobank/lenses-multi-layer-diffractive-optical-element

Conclusie

In de praktijk blijken de objectieven uitstekend te voldoen. Je kunt er echt heel goed mee uit de hand fotograferen en ze zijn heel gemakkelijk mee te nemen. De beperkingen zitten in de specificaties: f/11 is natuurlijk niet altijd ideaal en je kunt niet zoomen. Kun je daarmee leven, dan is het een prima, en vooral betaalbare, keuze.

Beoordeling

  • Beeldkwaliteit: 7,5
  • Bediening 8
  • Behuizing 7.5
  • Prijs/kwaliteit 8.5

Beoordeling

  • Beeldkwaliteit: 7,5
  • Bediening 8
  • Behuizing 7.5
  • Prijs/kwaliteit 8.5


 

afbeelding van Dre de Man

Dre de Man | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Dre

afbeelding van Matt H. Imaging

In het analoge tijdperk zouden deze lenzen lang niet zo bruikbaar zijn geweest, maar tegenwoording, met sensoren die moeiteloos hogere ISO waarden aankunnen, is een diafragma van F11 niet meer zo een groot probleem.

Overigens is het concept niet nieuw: Minolta introduceerde in de jaren 90 al eens een compacte budget supertele: de Minolta AF 500mm F8 Reflex. Deze lens is nog steeds redelijk populair onder Minolta/Sony A-mount gebruikers. Andere cameramerken hadden niets vergelijkbaars. Tot nu dus.