Interview met Stephan Vanfleteren
De Belgische fotograaf Stephan Vanfleteren werd bekend om zijn karaktervolle zwart-witportretten. Meer recent maakte hij ook stillevens en fotografeerde hij in kleur. We kregen de kans om hem uitgebreid te spreken.
De vogels fluiten en de zon schijnt, toch is het nog geen lente rondom landhuis Oud Amelisweerd. De kou zit nog in de voegen en de dikke muren laten nog geen warmte toe in de oude kamers. Die kamers zijn het toneel van de tentoonstelling Stil Leven, van de Belgische fotograaf Stephan Vanfleteren en kunstenaar Armando. We kregen de kans om uitgebreid met Stephan Vanfleteren te praten.
We staan op de eerste verdieping van het eeuwenoude landhuis. Stephan Vanfleteren zit diep weggedoken in zijn donkere jas op de vensterbank. Het is diezelfde vensterbank die toebehoort aan de kamer van wijlen Madame de Coudray, de maîtresse van Lodewijk Napoleon. Zij bewoonde een klein appartement, met een deur grenzend aan de slaapkamer van Lodewijk. Lodewijk, de broer van de grote Napoleon en enkele jaren koning van ons land, was een man met het hart op de goede plek. Hartelijk en vriendelijk, net zoals de bekende Belgische fotograaf.
Lokken
Stephan kijkt naar buiten, op de plek waar Madame de Coudray dat eeuwen geleden ook gedaan zal hebben. Het landgoed strekt zich uit voor zijn donkere ogen en glimmende lokken. Altijd heeft hij zijn haren op die manier, al zijn ze voor zijn doen nu wat kort geknipt. Ver is hij van zijn familie, zijn vrouw en kinderen. Zijn tentoonstelling inrichten, de kamers klaarmaken voor de grote bezoekersstroom die ongetwijfeld zal komen. Stephan Vanfleteren is een van de grootste fotografen van de lage landen. Zijn kenmerkende zwart-witfoto’s zijn van een afstand te identificeren. Zoals hij ze maakt, maakt hij ze alleen. Vanfleteren heeft bewonderaars, fans.
MOA, Museum Oud Amelisweerd, vroeg hem een tentoonstelling in te richten op hun landgoed. Verguld waren ze toen hij ja zei. Oorspronkelijk was het idee om foto’s uit zijn serie ‘Atlantic Wall’ op te hangen, met foto’s van betonnen Duitse verdedigingsforten. Maar toen Stephan eenmaal op het landgoed was geweest, ontstond het idee om nieuw werk te maken, speciaal voor deze plek.
Atypisch
‘Ik wist het eigenlijk al toen ik terugliep naar mijn auto.’, zegt Stephan. ‘Nog voor de parking was het duidelijk. Maar toen dacht ik, wanneer ga ik dat doen? Je kunt wel een idee hebben, maar er moet wel tijd voor zijn. Maar ik heb gezegd, ik wil dit. Dus heb ik tijd gemaakt’.
Zijn nieuwe werk is speciaal gemaakt voor in het landhuis. De plek en haar achtergrond hebben hem geïnspireerd tot het maken van werk dat op het eerste gezicht atypisch is. Zijn foto’s, afgewisseld met werk van kunstenaar Armando, vormen een rode draad dwars door het oude pand. Enkele portretten in zwart-wit, in zijn kenmerkende stijl, worden afgewisseld met bijna abstracte observaties uit de omringende natuur. En daarbij zijn sommige foto’s ook nog in kleur.
Facet
Een grote stap, zou je kunnen opmerken. Toch niet, vindt Stephan: ‘Ik ben een man van evolutie. Het zijn geleidelijke processen, die voor mij tenminste heel vloeiend verlopen. Voor de buitenwereld misschien niet. Dat ik nu ook af en toe in kleur werk, is voor veel mensen een verrassing. Maar omdat ik er al zo lang mee bezig ben voelt het voor mij niet meer raar. De sprong van zwart-wit naar kleur is op zich opmerkelijk, maar de geest van de foto’s blijft hetzelfde. Kleur is gewoon een facet, de signatuur verandert niet. Ik denk dat ik zwart-wit foto’s zou kunnen maken die verder van deze kleurenfoto’s afstaan dan dat deze kleurenfoto’s van mijn kenmerkende zwart-witwerk afstaan. Kleur geeft mijn werk een nieuwe dimensie. Het is fijn om de kracht van kleur te ontdekken, iets dat ik maar weinig ken. Het is zeker niet gezegd dat ik nu verder ga in kleur, zeker niet. Ik zie dit project als een zijsprong, waarvan er in mijn werk diverse te vinden zijn. Het boek Elvis & Presley was een zijsprong, net zoals Façades & Vitrines en nu dit werk ook weer. Het staat op sommige plekken wel dichtbij mijn zwart-witfotografie. Ook de naakten, een discipline waar ik me niet vaak aan waag. Maar het voelt wel heel natuurlijk aan. Alles wat ik hier gemaakt heb, staat in functie tot de plaats, daarom vallen die naakten zo op hun plek.’
Hildo
Die naakten hangen in de kamer naast ons, de kamer met de deur naar de slaapkamer van Lodewijk Napoleon. Zo is heel de tentoonstelling ingericht, al het getoonde werk heeft een relatie met een specifieke kamer of het landgoed in het algemeen. Zo is er een portret van huisbewaarder Hildo. Een typische man, geen doorsnee type. Lang haar, een twinkeling in de ogen. Stephan: ‘Je voelt direct de verbintenis met de natuur bij hem. Hij kan ook prachtige boeketten maken van bloemen en takken, hij is absoluut ook een kunstenaar. Het is fijn dat ik hem kan fotograferen, dat ik hem erbij kan betrekken. Hij hoort bij het landgoed.’ Samen met Hildo stond Stephan een half uur in een uitloper van de rivier op het landgoed. Het was ijzig koud, het koele water liep in hun duikpakken naar binnen. Maar ze hadden het er beiden voor over. Het is tekenend voor de werkwijze van Stephan. Aardig, geduldig, empathisch. Maar de foto in zijn hoofd komt er, ook al moet hij er een half uur voor in ijskoud water staan.
Hard werken, dat is wat hij doet. Het brengt hem veel: bekendheid, roem, erkenning. Maar hij is ook vaak van huis, dat is de andere kant van het verhaal. ‘Ik mis mijn familie vaak.’, zegt Stephan. ‘Maar dat verlangen is ook mooi. Als je dan thuis bent besef je het geluk en de schoonheid van je familie misschien wel meer. Als je dagelijks om half zes thuis bent, is het een evidentie. Dan zie je dat niet meer. Maar ik zou toch ook eens meer thuis moeten zijn eigenlijk. Mijn kinderen en mijn vrouw weten dat ik gepassioneerd ben in hetgeen ik doe. De kinderen hebben ook nooit anders geweten, dus ze kunnen niet vergelijken. Aan de andere kant, ze hebben ook vaak de voordelen ervan. Ze komen op plaatsen waar andere kinderen zelden komen. Ze gaan mee op reis, of naar openingen. Mijn zoon is gek van geschiedenis, dan is een opening in Berlijn natuurlijk prachtig. Of anders: laatst moest ik Stromae fotograferen, toen heb ik mijn zoon meegenomen als assistent. Ik werk normaal nooit met assistenten, maar zo kon ik hem de mogelijkheid geven een grootheid als Stromae te ontmoeten. Dat was wel bijzonder. Hij is een van onze grootste Belgen. Later zag ik dat mijn zoon nonchalant een praatje met hem aanknoopte. Dat zijn heel mooie ervaringen voor zo’n jongen, hij vond dat vast heel cool.’
Vrouw
‘En ik heb een sterke vrouw. Ik zou weleens met potlood de naam van mijn vrouw naast die van mij willen zetten, onder een foto. Ik heb dat nooit echt gedaan, maar in gedachten zeer zeker. Ik eer haar regelmatig, ze is heel belangrijk in mijn leven. Ik ben heel dankbaar dat zij mij de kansen geeft om de dingen te doen die ik zou willen doen. Ze is ook mijn grootste criticus, ze kan heel streng zijn over mijn werk. Ze staat niet in bewondering toe te kijken. Ze kent me nog van voor dat ik echt fotograaf was, vanaf het allereerste begin. We leerden elkaar kennen toen ik fotografie studeerde. Ze kent me door en door. Ze is niet verliefd geworden op een beroemde fotograaf, maar op een jongen die fotografie studeerde. Dat maakt het soms weleens makkelijker. Ze respecteert me wel, maar is niet altijd onder de indruk van wat ik maak. Ik houd mijn werk heel dicht bij me. Het is niet zo dat als ik iets naar buiten breng, dat daar vooraf al zes man naar gekeken hebben. Maar ik laat mijn vrouw weleens wat zien. Als zij het goed vindt, dan ben ik gerust. Ik ben niet altijd akkoord met haar, maar ze is mijn klankbord. Ik doe wat ik nu doe ook dankzij haar.’
‘Dat wordt weleens vergeten. Als iemand succesvol wordt, komt dat niet alleen uit of door die persoon zelf. En het hoeft niet altijd de partner te zijn, degene die inspireert of vrijheid geeft. Het kan ook een leraar zijn, of een andere persoon in je leven. Gelukkig weten de goede slimme mensen waar de kracht vandaan komt.’
‘Diep van binnen hebben we allemaal wel iemand die ons verder helpt in het leven. Dat is heel fijn. Zo iemand wil ik ook zijn voor andere fotografen, ik geef in Gent wat les op het KASK, de kunstacademie daar. Die lessen zijn gebundeld tot een reis, waarin we samen een week op pad gaan. Er wordt dan weinig geslapen, veel gefotografeerd en gepraat. Het is heel intens, heel emotioneel. Sommige fotografen komen daar heel goed uit, met een schop onder hun kont. Ik ben als docent niet bezig met de techniek, want daar weet ik relatief weinig van. Meer met gevoel, insteek en inzet. Inzet, daar hamer ik op. Je moet hard willen werken, echt willen wroeten. Het is een ambacht, het vergt en geeft veel energie. Het is fijn om jonge knapen verder te helpen in het vak. Dat maakt mij ook blij. Ik heb zelf ervaren dat die ervaringen je verder kunnen helpen. Zo was er de schilder Paul Delvaux, van wie ik een portret had gemaakt als beginnend fotograaf. Ik liet hem de foto zien en ondanks dat hij blind was ging hij met zijn handen over het papier en zei dat hij de foto mooi vond. Dat moment is voor mij heel belangrijk geweest.’
Vrijheid
Nog steeds diep weggedoken in zijn dikke zwarte jas, komt het gesprek op de ouders van Stephan. Ze hebben hem vertrouwen gegeven in zijn jeugd. Maar misschien nog wel belangrijker, ze gaven hem vrijheid. De vrijheid om te doen wat hij wilde doen. Maar dan, zegt Stephan, gaat het erom wat je daar vervolgens mee doet. ‘Die vrijheid moet je goed benutten. Hard werken, beter worden in wat je doet. Je vrijheid kun je ook benutten in het café, dat is een andere keuze. Kijk, ik vind drinken en praten ook leuk. Maar ik wil dat pas doen als het werk af is, als er ontspannen mag worden. Er moet eerst gewerkt worden. Ik ben geen trieste man die alleen maar werkt, zo is het ook weer niet. Ik kan af en toe ook heel erg wild gaan. En dat moet ook kunnen. Maar de fotografie gaat voor, dat is duidelijk.’
Stephan is nu ongeveer zesentwintig jaar fotograaf. In de eerste jaren werkte hij vooral als persfotograaf voor de grote Belgische krant De Morgen. Sindsdien is er veel veranderd in zijn leven, maar het is allemaal heel geleidelijk gegaan. Stephan: ‘Mijn geluk is dat ik heel lang heel intens heb kunnen werken zonder dat ik naar buiten kwam met mijn werk. Ik had mijn publicaties in De Morgen, dat was een fantastische tijd. We hadden geen geld, de krant was zo goed als failliet. Maar we deden de meest gekke dingen. Ze stuurden me naar Rwanda of naar Kosovo, terwijl er eigenlijk geen budget voor was. We moesten zelfs een keer terugkomen omdat ons zakgeld op was. We wilden wel blijven, maar het ging echt niet. Toen was er een transportvliegtuig in de Congolese stad Goma, dat daar net hulpgoederen had afgeleverd. Dat vliegtuig vloog terug naar Oostende en wij mochten mee. Toen zaten we plots in het ruim van dat vliegtuig. Met een slaapzakje en een deur die eigenlijk niet goed dicht kon. Je had net zoveel gruwel en dood gezien, dat je daar niet naar omkeek. We stonden niet stil bij mogelijke gevaren. Als ik nu met mijn kinderen op reis ga en ik zie zo’n ondeugdelijke deur, dan ga ik niet de lucht in. Maar toen, tja. We deden het gewoon. We leverden ons over aan de Nigeriaanse piloot, met zijn feilloos witte overhemd. Het was de mooiste en meest aangename vlucht die ik ook heb meegemaakt, want we konden gewoon gaan liggen in dat lege ruim. Daar lagen we, op het metaal met wat antislipmatten. Zalig was het. We hadden keihard gewerkt, maar toch hadden we daar een moment om te rusten. Toen we in Oostende kwamen, stond mijn vrouw ons gewoon bij het vliegtuig op te wachten. Geen gates en geen gedoe met koffers. En toen hup, de donkere kamer in. Zo was het leven toen.’
Verdieping
‘Zo kon ik heel lang in de luwte werken. Sommige mensen kenden mijn naam en ik had ook een boekje uitgebracht, Flandrien. Dat ging over wielrennen. Maar dat was een heel klein bescheiden boekje, in een niche. Daar had ik echt mijn ziel in gestoken, maar het grote publiek heeft dat boekje pas later gezien. Ik heb genoeg tijd gehad om te rijpen, om me te ontwikkelen. Dan komt op den duur de verdieping, want je doet vaak hetzelfde werk. Ieder jaar komen bepaalde zaken terug. Ieder jaar is het IJzerbedevaart, of de zegening van de automobielen. Gelukkig had ik een paar goede vrienden bij de krant, met wie ik brainstormde en plannen bedacht voor in de weekendbijlage. We bedachten iets, en gingen op pad. Dat heb ik ook vijf jaar met heel veel plezier gedaan. Dat was heel intens. We kwamen op ontzettend veel plekken. Ik denk dat er maar weinig mensen zijn die België zo goed kennen als ik. Dat klinkt wat raar om zoiets te zeggen, maar ik denk het echt. In België kun je vanuit Brussel binnen twee uur in alle uithoeken van het land zijn. Of het nu Charleroi of Luik is, in twee uur ben je zeker op die plaats. In Nederland is dat anders, Amsterdam naar Sluis lukt niet in zo’n tijdsbestek. In Nederland heeft iedere fotograaf zijn eigen gebied. Maar wij Belgen, we kwamen overal. Wij konden ons land behappen, dat is een gigantisch voordeel. En dan de variatie. Van de obligate zaken tot de zaak Dutroux, of de sluiting van autofabrieken en verschillende regeringscrises. Het was heel leuk om te doen, maar wel gek. Het was soms onverantwoord, de snelheid waarmee je dingen deed. Met honderdtachtig over de weg, in een kleine Renault Clio van de krant. Om maar op tijd bij het nieuws te zijn. Dat zou ik nu niet meer kunnen doen. Het is de leeftijd, het verstand. Maar ook het hart voor de krant. We zaten in de problemen, iedereen buiten de krant was zo’n beetje de vijand. We moesten overleven. We waren een heel hechte bende. Ik zal het niet romantiseren, maar het was wel zo. We wilden, ondanks de lage verkoopcijfers, de beste krant maken. Wij tegen de rest. We dachten anders na over het nieuws. Ook de opmaak was anders en fotografen kregen hun plaats.’
Nog steeds leunend op de vensterbank van Madame de Coudray, vertelt Stephan vol enthousiasme en met een twinkel in de ogen over die tijd. Het waren de jaren negentig en hij werkte in de ochtend, in de middag en in de avond. En soms ook in de nacht. Er was, memoreert hij, een tijd dat de krant om zes uur in de avond sloot. ‘Het was onmogelijk, maar we deden het. We waren creatief, die beperkingen maakten ons inventief.
Volkskrant
Zijn bekendheid in Nederland dankt Stephan ook aan de tijd dat hij foto’s mocht gaan maken voor de Volkskrant. Zo kwamen ook wij zijn naam tegen onder de krachtige zwart-witportretten van beroemde of beruchte Nederlanders. Stephan herinnert zich nog de eerste foto die hij voor die krant maakte: ‘Ik weet nog dat ik samen met mijn vrouw, midden in de nacht, naar Amsterdam reed om mijn print af te geven in de Wibautstraat. De fotoredacteur nam de foto aan en toen konden we weer weg. Vijf over twaalf. Nog snel hebben we een onnozele polaroid gemaakt, voor de deur van de Volkskrant. Toen zijn we weer naar België gereden, we moesten immers weer werken de dag daarna. Ik zou die polaroid nog weleens willen zien. Mijn vrouw en ik, ‘s nachts voor het kantoor van de Volkskrant. Welke foto het precies was, die eerste voor de Volkskrant, dat weet ik helaas niet meer.’
Langzaam kreeg Vanfleteren in die jaren enige bekendheid in beide landen. Echt bekend werd hij halverwege het eerste decennium van de nieuwe eeuw. Zijn boek Belgicum, met daarin portretten van onbekende Belgen, werd gezien. Met zijn karakteristieke en krachtige portretten van Belgen aan de rand van de samenleving weet hij rond die tijd veel mensen te raken. De onnozelen van de nacht en de eenvoudigen van de dag, hij portretteerde ze allemaal. Verval, duister, dood, weemoed. Het zijn thema’s van Vanfleteren. Maar ook optimisme en vrolijkheid. Een ode aan de mens en het land België, dat is het.
Stephan: ‘Op sommige dagen zou ik zeggen dat ontroering de essentie van mijn werk is, maar op andere dagen is dat weer verschillend. Ik heb een zekere donkere kant in mij, die is er en die zal wel nooit weggaan. Ik wil bijna zeggen helaas, maar dat woord past daar eigenlijk niet. Want ik gebruik die donkere kant in mijn werk. De fotografie is voor mij een uitlaatklep. Ik heb een ventiel gevonden waardoor ik de donkere en duistere lucht kan laten ontsnappen. Zo kan er frisse lucht in mij komen. Het is een uitlaatklep die ervoor zorgt dat ik mij kan handhaven in de maatschappij. Ik kan mijn werk maken, mijn geld verdienen en ik kan de dingen doen waar ik gelukkig van word. Dat is een waar cadeau. Totale vrijheid heeft niemand, maar ik ben heel erg blij dat ik kan beslissen over mijn eigen werk en leven.’
Genieten
‘Soms zou ik meer willen kunnen genieten van mijn bestaan. Ik zie collega’s vaak meer genieten dan dat ik doe. Voor mij is genieten vaak ook gewoon werken. Maken wat ik wil maken en doen wat ik wil doen. Vergeet niet, ik verdien mijn brood, maar ik moet ook knokken. Als je alle uren gaat optellen en gaat kijken hoe het mijn leven domineert, is het geen goed betaalde baan. Maar zo lang ik kan overleven is het goed. Ik ben elk weekend bezig, tenminste driekwart van de zondagen ben ik aan het werk. En ik houd het nog vol, maar je wordt ook ouder. Tien jaar geleden vroeg ik me af hoe lang ik dit allemaal nog vol zou kunnen houden. Het gaat nog, maar het is heavy. Men ziet vaak de schoonheid, het succes en de erkenning. Toch gaat er meer achter schuil. Maar als je het in algemeenheid bekijkt, valt de balans in mijn leven toch zeer positief uit.’
Tot enkele jaren geleden was er in het leven de zekerheid dat Stephan Vanfleteren totaal analoog werkte. Hij was een van de laatsten der Mohikanen. Toch is hij sinds een aantal jaar overgestapt naar de digitale fotografie. Een erg grote stap, zo vertelt hij. ‘Ik had heel veel schrik om de overgang te maken, maar ik vond het wonderbaarlijk gemakkelijk. Ik verschoot me een bult dat het zo soepel ging. Met de Hasselblad heb ik een toestel gevonden waarmee het klikt. Vanaf het moment dat ik hem in mijn handen had, werd ik getroffen door een perfecte balans. Het voelde meteen goed. Zoals voor een slager de balans in zijn hakmes van levensbelang is, of voor een westernheld de grip van zijn revolver, zo belangrijk is de balans in een camera voor mij. Bij de eerste foto was ik verkocht. De Hasselblad is wel wat trager dan andere moderne toestellen, maar je krijg er zoveel andere zaken voor terug. Voor mij is er geen betere camera.’
Streep
‘De donkere kamer was een heel belangrijke plaats in mijn leven. Ik dacht ook dat ik het ontwikkelen heel erg zou gaan missen, maar dat is niet zo. Ik heb hem nog wel, maar zou hem moeten opbouwen. Ik ben verhuisd en twee keer heb ik hem nog opgebouwd in mijn nieuwe huis, maar ik ben er gewoonweg uit gelopen. Het was over, het was op. Het ging niet meer. Het laboratorium waar ik altijd kwam, stopte ook. Ik was nog zijn enige klant. Hij heeft nog even voortgedaan, maar het was niet houdbaar. Een ander labo was donderdag en vrijdag gesloten. Voor mij is dat geen optie, want ik verzamelde alle films om ze aan het eind van de week weg te brengen. Toen heb ik gedacht, het moet maar afgelopen zijn. Die verhuizing is echt een omslagpunt geweest in mijn leven, een streep onder een tijdperk. Ik kan nog exact zeggen wanneer dat was: begin september 2012.’
‘Laatst belandde ik in een ietwat beschamende situatie. Ik ben een analfabeet op cameratechnisch gebied, dat moet je weten. Een van mijn twee Hasselblads was bij de dealer geweest voor onderhoud, waar ze hem op de automatische stand gezet hadden. Ik werk altijd manueel, dus ik moest dat weer terug gaan zetten. Maar ik wist echt niet hoe ik dat moest doen, heel beschamend. En maar kijken in die menu’s, maar van schaamte heb ik met mijn dealer moeten bellen om te vragen hoe dat het moest. Het gaat in mijn fotografie niet zozeer om de techniek, maar soms zou ik willen dat ik wat handiger was.’
‘Naast de Hasselblad heb ik ook een kleinbeeldcamera van Nikon. Voor het snellere werk, reportages. De foto’s in Charleroi heb ik bijvoorbeeld met mijn Nikon gemaakt. Dat was heel fijn. Een heel mooi contrast met het zwaardere, fragiele werk. Atlantic Wall heb ik ook met mijn Nikon gemaakt, omdat ik dat vanwege de moeilijke weersomstandigheden niet durfde met mijn dure Hasselblad. Ik ben tijdens het maken van Atlantic Wall ook overspoeld geraakt, mijn hele fototas is verdwenen in de golven. Alles was weg. Dan ben ik toch wel blij dat het niet mijn twee Hasselblads waren. Die Nikons blijven gaan, ook tijdens de regen en in de wind. Ik stond ook vaak in het water. Dat zou ik met mijn Hasselblad niet zo snel doen, in het koude zoute zeewater. De zee blijft oncontroleerbaar. Maar die Nikon blijft maar doorgaan. Dat zo’n fototas in zee verdwijnt, is heel pijnlijk. Ik was zelf ook bijna verdronken. In die zin was ik heel blij dat ik er nog was, maar er was wel heel veel geld verdwenen. De foto’s heb ik gelukkig kunnen redden. De body hing om mijn nek en het kaartje was nog intact. De camera zelf was helemaal in het zoute water ondergedompeld geweest, dat is funest. Ik heb in mijn hotel nog geprobeerd hem te redden, maar dat mocht niet baten. Het was niet zomaar wat water wat over me heen is gekomen, we zijn echt overspoeld. De body staat nu op mijn bureau, als een soort relikwie.’
Afscheid
‘Het had zomaar afgelopen kunnen zijn. Het is ook daarom dat ik niet te veel over de toekomst nadenk. Je kunt wel allerlei plannen hebben, maar als morgen mijn vrouw ziek wordt, of als je getroffen wordt door een verwoestende kanker heb je niets te zeggen. Dan verandert alles. Ik leef in het nu, wat in de toekomst staat te gebeuren weet niemand. Daarom geniet ik ook zo van zulke momenten, vlak voor een nieuwe tentoonstelling. De aandacht, het samenkomen van alle facetten, dan ben ik op mijn plek. Aan de andere kant is het ook een soort afscheid, want na de opening is het project voor mij klaar, afgesloten. Maanden werk, mijn hele ziel verdwijnt in een project. Mijn speech is dan ook een afscheidsspeech, terwijl het voor het publiek nog helemaal moet gaan beginnen. Afscheid en een nieuw begin, zo dicht bij elkaar. Dat is een mooie gedachte, maar tegelijkertijd ook wel wat treurig.’
Dit interview is te lezen in DIGIFOTO 2.2016.
Tekst: Jasper van Bladel Foto’s: Stephan Vanfleteren