Portret- en documentairefotografie – het vangen van onbevangenheid

Portret- en documentairefotografie – het vangen van onbevangenheid

Redactie DIGIFOTO Pro 1629

Inge Marije de Boer (28) is sinds 2010 bezig met fotografie. Naast haar drukke baan als docente, schreef ze zich in 2016 in als zelfstandig fotografe. Om alle ballen in haar drukke bestaan hoog te houden en meer focus te creëren, heeft ze ervoor gekozen om zich nog op twee fotografievormen te focussen, namelijk documentaire- en portretfotografie. Dit combineert ze ook tot wat zij zelf documentaire-portretfotografie noemt. Voor dit artikel ging ik in gesprek met deze gepassioneerde en altijd drukke fotografe.

Tekst: Maarten Kuiper | Fotografie: Inge Marije de Boer 

Inge woont samen met Tom en hun pasgeboren dochtertje in Harlingen. ‘Ik werk als docente Frans en Nederlands op een middelbare school, en ik studeer nu ook voor docente NT2. Dat is Nederlands voor mensen die de taal nog niet beheersen. Ondanks de drukte besteed ik zoveel mogelijk tijd aan fotografie.’ Sinds 2016 is ze haar eigen bedrijfje gestart; Inge Marije fotografie. Toch is fotografie haar niet met de paplepel ingegoten. Hoe is ze dan toch bij de fotografie beland?

Eerste stappen in fotografie

Inge Marije de Boer 

‘Toen ik 15 jaar was, werkte ik bij de Albert Heijn. Ik had daar een collega vakkenvulster, wiens vader een echte spiegelreflexcamera had. Ik geloof dat het een Canon EOS 5D was. Op die camera zat een hele grote zoomlens, wat ik destijds erg indrukwekkend vond. Wij mochten met dit apparaat in het park fotograferen. Ik zoomde in op een takje van een boom en het takje was haarscherp, terwijl de achtergrond heel onscherp was. Dit was voor mij een bijna magische ervaring. Voor het eerst kwam ik erachter dat je dingen met een camera anders kunt zien dan met je oog. Mijn interesse was gewekt, zullen we maar zeggen.’

Na die eerste ontmoeting met fotografie, spaarde Inge een Canon 1000D bij elkaar. Hiermee had ze haar eerste portret- en documentairefotografie-ervaring.

‘Een aantal vrienden van toen maakten muziek. Zij hadden wel interesse in wat bandfoto’s en foto’s van optredens en dergelijke. Zo ben ik een beetje die fotografiediscipline ingerold. Muziek is niet per se mijn ding, maar het maken van portretten wel, bleek toen. Ik heb ook een zusje dat ik heel veel gefotografeerd heb. Die foto’s werden door mensen gezien en daardoor kreeg ik wat opdrachten. Ik vond dat een hele eer. Al die opdrachten heb ik met mijn Canon EOS 1000D volbracht. Ik heb er toen wel een portretlens bijgekocht. Een 85mm. In 2016 besloot ik dat ik maar eens “legaal” geld moest gaan verdienen met fotografie en ben ik mijn bedrijf gestart.’

Dat Inge zo snel opdrachten kreeg, geeft ook maar weer eens aan dat je zelfs met een instapmodel mooie foto’s kunt maken. Toch is de Canon 1000D niet gebleven. Inge wilde professioneler overkomen en vond destijds dat dat met een instapmodel niet ging. Ze vond de camera op een gegeven moment zelfs ‘stom’. De Canon 1000D werd verkocht om plaats te maken voor nieuwere apparatuur. ‘Daar heb ik nu wel een beetje spijt van. Niet dat ik de camera nu nog zou gebruiken, maar het had me wel leuk geleken om mijn eerste camera nog te hebben. Helaas had ik toen het rare idee dat je met een instapreflex niet professioneel kon zijn.’

 

 

Mentorschap en groei

Na een vakantie gewerkt te hebben in Frankrijk, had Inge genoeg geld gespaard om een nieuwe camera te kopen. ‘Ik vroeg de lokale fotograaf in Stiens, Thomas Sytsma, welke camera ik het beste kon aanschaffen en hij begon net met de handel in Fujifilm systeemcamera’s. Ik heb toen een Fujifilm X-E1 gekocht met een 18-55mm lens.’ Voor Inge werd Thomas uiteindelijk meer dan alleen de lokale fotograaf en verkoper van Fujifilm apparatuur. Thomas was een goede vriend, mentor en leermeester. Toen Inge daar kwam om foto’s te printen, zag hij wel wat in haar foto’s en heeft toen feedback gegeven. Inge is met die feedback aan de slag gegaan en zo is op een hele natuurlijke manier een mentorschap/samenwerking ontstaan die uiteindelijk 10 jaar heeft geduurd. Thomas is inmiddels helaas overleden. 

‘Na mijn X-E1 kwam de X-E2s. Ik had de XF56mm f/1.2 gekocht als portretlens. De X-E2s maakte al snel plaats voor de X-T1 welke ik veel fijner vond werken. Na de X-T1 kwam de X-T3. De autofocus van de X-T3 was echt honderd stappen vooruit in vergelijking met de X-T1. Omdat ik de camera’s van Fujifilm zo mooi vind, heb ik ook een X100V gekocht en later een X-PRO 3. Dat zijn de drie camera’s die ik nu heb. Ik vind de kleuren van Fujifilm echt geweldig, evenals de filmsimulaties.’ 

Toch zijn de Fujifilmcamera’s niet voorzien van een full frame sensor. Veel fotografen beweren dat je geen professionele fotograaf kan zijn, als je geen full frame camera gebruikt. Inge vertelt hoe zij daar tegenaan kijkt:

‘Ik ben fotografisch heel erg gevormd door Thomas. Hij legde uit dat full frame nodig is als je óf heel veel bewerkt óf heel groot print. Beide doe ik niet. Ik hou niet van het werken achter de computer, dat moet zo kort mogelijk. Ook vind ik het een uitdaging om een foto in-camera al zo goed mogelijk te maken, mede door het gebruik van de filmsimulaties. Dan lijkt het voor mij meer op echte fotografie en heb ik er meer plezier in. Ook zijn full frame camera’s groter, zwaarder en duurder. Ik mis het niet en ik heb het niet nodig. Dat is een niet zo populaire mening en sommige mensen reageren zelfs geërgerd als je geen full frame camera hebt als professioneel fotograaf.’

 

 

Licht, emotie en herinneringen vastleggen

Inge beschrijft zichzelf als een documentaire- en portretfotografe. Zij richt zich voornamelijk op kinderen en gezinnen. Naast klassieke portretfotografie, doet zij ook aan wat ze zelf ‘documentaire-portretfotografie’ noemt. In deze documentaire-portretten zijn de mensen duidelijk het hoofdonderwerp, is vrijwel altijd de omgeving te zien en zijn de foto’s niet geposeerd. Inge wordt als het ware onzichtbaar en vangt zo onbevangen momenten die heel echt zijn. ‘Documentaire-portretfotografie vertelt het alledaags verhaal over de personen die erop staan,’ aldus Inge. ‘De foto’s zijn niet geposeerd en laten altijd de mensen in hun omgeving zien en zijn daardoor erg puur. De omgeving vertelt veel over mensen, dat past goed bij documentairefotografie. Dat is denk ik ook het grote verschil met klassieke portretfotografie, waarbij de persoon vaak geïsoleerd wordt uit zijn/haar omgeving. Nu vind ik puur een woord dat te veel in de rondte wordt gestrooid, maar voor mijn werk gaat het denk ik wel op. Misschien dat ik het zelf rommelig zou noemen, maar dat klinkt dan weer niet echt positief.’

Voor studiowerk maakt ze gebruik van één lichtbron. ‘Het kan worden omschreven als tijdloos en klassiek, beetje richting Rembrandtbelichting maar dan wel met mijn eigen smaak. Die overgang van licht aan de ene kant naar schaduw aan de andere, vind ik heel erg mooi. Ik hou van heel zacht licht, dus de karakteristieke driehoek van Rembrandt zul je bij mij niet zo snel vinden.’ Af en toe verschijnt er zo’n foto op het LCD-scherm van je camera, waarvan je denkt: Wow. Voor elke fotograaf is dat een andere foto. De ene fotograaf kijkt vooral naar het licht, de ander naar het onderwerp, weer een ander naar bijvoorbeeld textuur etc. Inge vertelt: ‘Het belangrijkste vind ik de emotie van personen, in combinatie met het licht. Tussen die twee is het moeilijk kiezen, maar als het moet, denk ik dat de emotie toch het belangrijkst is voor het vastleggen van de herinnering. Daar gaan mijn foto’s ook voornamelijk over. Het vastleggen van herinneringen voor de personen die op mijn foto’s staan. Ik zorg er zelf voor dat het licht mooi is en dan wacht ik tot de personen hun eigen gang gaan. Dat is het moment dat ik foto’s begin te maken.’

Ontdekken van eigen stijl

Als Inge een aantal foto’s uit haar portfolio moet kiezen die voor haar belangrijk zijn, blijft het even stil. Na wat geklik op de computer, volgt de eerste foto. Het is een foto van een ouder persoon. Zij zit in een stoel, met een lamp achter haar. De rook van haar sigaret wordt daardoor sterk uitgelicht.

‘Deze foto is van mijn oudtante in haar stoel uit 2014. Die lamp stond daar altijd en deze stond altijd aan. Het is ook een van mijn eerste documentaire-portretfoto’s. Saillant detail; ik wist toen nog helemaal niet wat ik deed, maar toch is het een foto waar ik nog steeds trots op ben en die voor mij een soort maatstaf geworden is voor wat ik mooi vind. Deze foto vertelt mij: als je meer geniet en minder hard probeert, krijg je mooiere foto’s omdat je veel meer in het moment bent. Ik was daar gewoon op visite en zat wat te prutsen met mijn camera en zij had het niet eens door dat ik een foto maakte. Je kunt zeggen dat dit het moment is geweest waarop ik mijn stijl heb gevonden. Echter, ik kwam daar later pas achter.’ Onder invloed van social media (Facebook, Instagram etc.) is Inge vervolgens een hele andere kant opgegaan, omdat ze dacht dat mensen dat wilden zien. ‘Perfecte mensen, golden hour, bokeh, bruin/oranje of teal/orange etc. Dertien in een dozijn, de McDonalds van de fotografie.’ Ze begon haar passie steeds minder leuk te vinden. 'Ik werd hierdoor gepusht om goed na te denken over wat ik graag wilde. Nu, bijna 10 jaar later, ben ik terug waar ik toen begonnen ben.’

 

 

Persoonlijke banden

Een andere foto die Inge echt heel mooi vindt, is een foto van haar man Tom in het ijswater. Tom kreeg in september 2019 een whiplash door een auto die met hoge snelheid achter op de file reed waar hij als laatste in de rij stond. ‘Voor een lange tijd werd hij elke ochtend wakker met de tranen in zijn ogen, door de pijn. Het koudwaterzwemmen (en bijvoorbeeld ijsbaden), gaven een aantal uur verlichting van de pijn en de klachten. Het heeft uiteindelijk een grote bijdrage geleverd aan zijn herstel.’

De laatste foto die Inge laat zien, is een aangrijpende foto van haar zieke schoonmoeder met haar man Tom ernaast. De foto is genomen bij de verloskundige, tijdens de opname van een echo. De echo is te zien op een TV-scherm, waar Tom en zijn moeder naar kijken. Tom's moeder had destijds terminale kanker en ze wist niet hoe lang ze nog zou leven.’ Dit is de enige en laatste foto van Tom met zijn moeder en (ongeboren) dochter. Twee weken later, vlak voor de geboorte van hun dochter, overleed Tom’s moeder.

Terwijl Inge de foto’s selecteert, realiseert ze zich dat het voornamelijk foto’s zijn van mensen met wie ze een goede band heeft. ‘Als je een goede band met iemand hebt, worden je documentairefoto’s automatisch beter, dat is mijn ervaring. Ook is het terugkijken op je eigen portfolio een goede spiegel. Ik heb als hobbyfotograaf meer werk gemaakt waar ik trots op ben, dan in de beginjaren van mijn professionele carrière. Vooral omdat ik toen meer plezier had in wat ik deed. Ik ben blij dat ik dat plezier weer heb teruggevonden.’

 

 

Inspiratie

Op de vraag wie haar inspireren, geeft Inge eerst een opsomming van fotografen; Alan Schaller, Kevin Mullins, Joosje Janssen, Jessica Wikstrom, Juan Gonzalez en nog wat anderen. Waar ze de meeste inspiratie vandaan haalt? Gewoon uit haar eigen familiefotoboeken van vroeger en uit haar directe omgeving. ‘Ik blader regelmatig door de fotoboeken van vroeger. Ik word zo blij van de foto’s die mij terugbrengen naar de fijne, alledaagse momenten. De foto’s laten echt zien hoe het vroeger was, omdat we op de foto’s gewoon dagelijkse dingen deden in ‘normale’ kleding, we hadden onszelf dus niet extra mooi gekleed voor de foto en naar mijn mening zijn de mooiste foto’s, de ongeposeerde foto’s. Dat heeft mijn visie gevormd op gezinsfotografie. Mijn directe omgeving inspireert mij ook. Er loopt hier bijvoorbeeld vaak een vrouw met zes chihuahua’s door de straat. Die wil ik dan gewoon op de foto hebben! Als ik haar weer zie, ga ik vragen of ik wat foto’s van haar mag maken.’

 

afbeelding van Bryan Oosenbrug

Redactie DIGIFOTO Pro | Redactie

Bekijk alle artikelen van Redactie