Analoge fotografie: wat 36 opnames je leren
In ons huidige digitale tijdperk maak je zonder al te veel nadenken al snel honderden foto's per sessie. Tegelijkertijd is analoge fotografie bezig met een echte comeback. Er zijn merken die niet alleen digitale camera's ontwerpen die aanvoelen als analoog, maar ook nieuwe analoge camera's en film uitbrengen. Een standaard 35mm rolletje geeft je 36 opnames, zonder wissen, zonder histogram en zonder preview. Die beperkingen kunnen, juist ook voor digitale fotografen, enorm leerzaam zijn.
Bewust kiezen voor elk beeld
Met film is elke opname een investering. Film is niet goedkoop, net als het ontwikkelen ervan. Bovendien wacht je vaak dagen of weken op het resultaat. Door de hogere kosten in tijd en geld ga je automatisch langzamer werken en denk je vaker een tweede keer na voordat je afdrukt. Je let beter op je compositie, het licht en pakt misschien vaker een lichtmeter erbij (helemaal als je analoge camera geen of geen werkende ingebouwde lichtmeter heeft). Dat betekent natuurlijk niet dat elk frame na ontwikkeling raak is, maar je drukt wel minder gedachteloos af.

Kijken in plaats van scannen
Omdat je bij analoge fotografie niet eindeloos kunt blijven klikken (tenzij je echt een grote investering wilt doen), ga je anders kijken. Je neemt simpelweg meer tijd. Tijdens het fotograferen zelf zoek je naar lijnen, gebaren en details die je anders misschien pas zouden opvallen tijdens het selecteren en bewerken. Je leert anticiperen op wat je beeld interessant maakt, in plaats van achteraf te hopen dat er iets bruikbaars tussenzit.
Loslaten en geduld oefenen
Een ander groot verschil tussen analoog en digitaal is het wachten. Soms kan het dagen of weken duren voordat je je scans of contactafdrukken terugkrijgt. Dat is zowel een voordeel als een nadeel. Heb je de beelden snel nodig, dan kan het wachten behoorlijk frustrerend zijn. Maar het leert je ook loslaten: je hebt zelf weinig controle over het proces (tenzij je zelf ontwikkelt, maar dat is weer een onderwerp op zich). Je kunt niet steeds checken of het 'goed' was, dus ga je gewoon door. Achteraf zie je wat je hebt gemaakt. Zonder constante feedback van een scherm fotografeer je automatisch meer in het moment.
Technisch meer beheersing ontwikkelen
Werken met film betekent vaak dat je handmatig moet belichten, de perfecte manier om licht leren lezen. Omdat je geen histogram hebt dat laat zien of je onder- of overbelicht bent, moet je vertrouwen op je oog of op een externe lichtmeter. Veel mensen fotograferen digitaal in shutter- of diafragmaprioriteit, waarbij de camera zorgt voor een ‘perfecte’ belichting. Dat kun je met film meestal wel vergeten; je bent zelf verantwoordelijk en leert zo veel beter hoe belichting werkt.

Fouten worden lessen — of kunst
Natuurlijk gaan er altijd dingen mis: een verkeerd ingestelde sluitertijd, een foutje bij het laden van de film, vlekken bij het ontwikkelen of scannen. En dan hebben we het nog niet eens over handmatig scherpstellen. Maar juist door die fouten leer je wat wel en niet werkt. Soms leveren ze zelfs beelden op die je nooit had kunnen plannen. Zo ontdek je een kant van fotografie die je in een digitale workflow vaak niet eens zou tegenkomen.

Een andere mindset
Het één is niet per se beter dan het ander; film en digitaal hebben allebei hun plek. Maar analoge fotografie bevat onmiskenbaar leerzame elementen: van bewuster scherpstellen tot echt kijken. Wat je leert door met film te werken, neem je vanzelf mee naar je digitale werk. Uiteindelijk draait het er toch om dat je niet simpelweg vastlegt wat er voor je lens verschijnt, maar dat je met aandacht beelden maakt die passen bij jou, en die blijven hangen.