Column: Survival
Marcel Burger |
Marcel Burger (34) werkt als schrijvend journalist voor tijdschriften en is auteur van een reishandboek over Zweden dat deze zomer verschijnt. Een deel van zijn werk kun je bewonderen via www.marcelburger.net. |
Slapen in de openlucht. In drie dagen van het ene dorp naar het andere, dwars door de natuur. De 'wijnheuvels' en bossen langs de Rijn, bij Wiesbaden, zijn een schitterend gebied, beloofde de reisfolder. De camera, standaardzoomlens en grip met twee opgeladen batterijen hangt om de nek. In en aan de tas zitten stevig verpakt nog een teletoeter, extra geheugenkaarten, AA-batterijen, een flitser en een statief voor stabiele landschapsopnamen.
En passant nog drie extra T-shirts, sokken en ondergoed, een trui, regenpak, twee op te warmen maaltijden van 500 gram per stuk, drie kilo water, pannen en eetgerei, harde kaken en beleg voor lunch, een grondzeil, slaapzak én een fles whisky om de avonden bij het kampvuur goed door te komen.
Halverwege de klim begint het gedonder. Hijgend en puffend sjok ik voort, hier en daar een plaat schietend van mijn medegroepsleden. Ik kijk uit naar de top en hoop op mooie vergezichten. De ogen van medeloper André gaan niet verder dan zijn schoenveters. 'Gaat het', vraag ik. Een diepe zucht. 'Ik heb nieuwe schoenen, ik heb ze aangehad voor vertrek.'
Aanhebben is iets anders dan inlopen. Met mijn schoenen is niets mis, maar met het gewicht van mijn rugzak wel. Dat lijkt meer, dan tijdens de proefloop beneden zeeniveau. Mijn onvrede richt zich in de eerste plaats op het statief. Gemonteerd aan de zijkant – de enige nog vrije plek op de backpack – irriteert het keer op keer mijn elleboog.
Het praatje van de verkoper beperkte zich tot 'carbon fiber, licht, oersterk, ideaal voor onderweg'. Na drie uur ploeteren, vraag ik me af of het composietmateriaal een val van 500 meter aan kan en of het blijft drijven in de Rijn. Ik zie het opschrift van mijn tijdschrift al voor me: 'Wereldprimeur: megacrashtest statief'. Maar ik kan me het telefoonnummer niet meer herinneren van een vriend die de driepoot in Arnhem uit de rivier kan vissen.
Met mijn journalistieke ambities in de ijskast, bereik ik oververhit als laatste de eerste overnachtingsplek: een veld dat even ongelijk is als de beblaarde voeten van medebikkel André.
Met mijn journalistieke ambities in de ijskast, bereik ik oververhit als laatste de eerste overnachtingsplek: een veld dat even ongelijk is als de beblaarde voeten van medebikkel André. Mijn handen zoeken langs objectief, AA-batterijen, extra geheugenkaarten en een flitser hun weg naar de maaltijd die mijn rugzak een halve kilo lichter zal maken. Gretig deel ik bij het kampvuur mijn fles sterke drank met de deelnemers. Ik vergeet mezelf niet. Iedere gram telt. De superflitser met zware AA-batterijen en de teletoeter blijven werkloos in de tas.
Met moed, zeker niet fris, zet ik in de vroege ochtend de eerste stappen van de volgende kilometers door heuvelachtig terrein. De geest is uit de fles als na een halve ochtend ploeteren een klooster opdoemt. Monniken zijn er al lang niet meer, maar een medewerker van het restaurant is een engel. Ik geef haar geld en mijn adres. Zij schenkt mij een begripsvolle glimlach en belooft mij het statief, de flitser, de extra AA-batterijen en de teletoeter morgen goed verpakt met een koerier mee te geven.
Na een stevig kloosterbier en slagroomgebak zwaaien we nog even naar elkaar. De rugzak op de rug, de camera om de nek. Terwijl ik me als laatste bij de groep aansluit, zegt de gids: 'Zo, en dan gaan we de komende twee uur strak omhoog.' Ik kijk hem gretig aan.