Mise-en-scène: wat is het en hoe gebruik je het in fotografie?

Amy Schutte 1938
Mise-en-scène is letterlijk alles wat zich voor de camera bevindt - of wat er invloed op uitoefent: belichting, kostuums, achtergrond, voorgrond, positionering, rekwisieten, etc., en hoe het geordend is. Het is een term die veel in cinematografie gebruikt wordt, waar het duidt op alles wat in de filmische omgeving te zien is. Het voegt toe aan de beeldtaal die gebruikt wordt, en is op die manier net zo relevant voor fotografie.

De mise-en-scène kun je ontleden - of invullen - door antwoord te geven op de volgende vragen:

  • Wie? - wie zijn de hoofdpersonen? Naar wie gaat onze aandacht in eerste instantie?
  • Wat? - Wat gebeurt er of staat te gebeuren?
  • Wanneer? - Wat is het beste moment om de foto te maken? Wanneer is de impact het grootst, inhoudelijk en esthetisch?
  • Waar? - Wat is het beste standpunt? Wat krijg ik te zien, welke achtergrond?
  • Hoe? - Hoe ga ik dit vastleggen? Heb ik bijvoorbeeld meer licht nodig?
  • Waarom? - Waarom moet dit verhaal verteld worden? Waar ligt de relevantie?

In de fotografie zijn er daarom een aantal beslissingen die je moet nemen, op het gebied van mise-en-scène.

1. Wat is het dominante element? Daarbij kun je je de aandacht van het publiek een bepaalde richting op leiden door te letten op afmeting, focus, licht en kleur.

2. Belichting. Gebruik belichting om de toon en sfeer van je afbeelding te bepalen.

3. Kader. Hoeveel van je onderwerp is te zien? Met een foto die van grote afstand is genomen creëer je ruimte. In de compositie, maar ook gevoelsmatig. Met close ups doe je het tegenovergestelde.

4. Hoeken. De hoek waarmee je je foto maakt, bepaald ook de impact en emotie van een beeld. Een vogelperspectief zorgt dat je letterlijk ‘op het onderwerp neerkijkt’. Het lijkt kleiner en nietiger. Kikvorsperspectief doet het tegenovergestelde, ze laten een onderwerp groter, machtiger en sterker lijken: de impact is groter.

5. Kleurgebruik. Wat is het gebruikte kleurenpalet? Kies je voor contrasterende kleuren, of spelen kleuren een kleinere rol? Zit er misschien zelfs symboliek in de kleur?

6. Objectief en instellingen. Met een teleobjectief komen onderwerpen dichterbij en vervaag je de achtergrond. Deze is niet meer van belang. Met groothoekobjectieven doe je het tegenovergestelde. Met camera instellingen kun je andere elementen toevoegen, zoals beweging met een lage sluitertijd of een korrelig effect door de ISO hoog te zetten.

7. Ondergeschikt onderwerp. Wat is het tweede onderwerp waar je aandacht naartoe gaat? (En de derde en de vierde). Dit kan duidelijk gemaakt worden door middel van contrast (het tweede contrasterende onderwerp), focus of licht.

8. Dichtheid. Hoe ‘druk’ is het in het kader. Is er 1 persoon te zien, of 15. Een (deel van) een boom of een heel bos? Is er sprake van veel negatieve ruimte?

9. Compositie. Deze kan horizontaal opgebouwd zijn, waardoor het oog van links naar rechts (of andersom) gaat, wat erg prettig is. Maar het kan ook diagonaal, voor meer dynamiek, of in een driehoek, of rond, voor een veilig, opgesloten gevoel.

10. Vorm. Lijkt het of de verschillende elementen van het beeld toevallig zo geordend zijn, alsof je door een willekeurig raam kijkt? Of zijn ze bewust geplaatst?

11. Kadrering. Lijkt de persoon los van iets te zijn, of juist opgesloten in het kader in relatie tot andere dingen. Zijn voorwerpen bewust opgenomen of niet?

12. Scherptediepte. Hoeveel van het beeld is scherp?

13. Plaatsing van het onderwerp. Hoog in het kader betekent gezag, onderin in het kader suggereert kwetsbaarheid. Aan de randen suggereert meer onbelangrijkheid.

14. Podium plekken. Waar kijkt een personage heen, of waar is een voorwerp op gericht. Kijkt iemand recht de lens in? Dan is er interactie met de kijker. Net langs de lens kijken is intiemer dan en profile.

15. Hoe dicht staan onderwerpen bij elkaar? Is er een relatie? Kleine afstanden suggereren een nauwe band, intimiteit. Iets verder is vriendschappelijk, maar nog iets verder zakelijk.

Met deze elementen, die allemaal tezamen de mise-en-scène van je foto vormen, vertel je het verhaal. Door je er bewust van te zijn, vertel je het verhaal beter. In de cinematografie worden vaak storyboards gebruikt om de mise-en-scène als het ware te ‘schetsen’. Dat zou je, in je fotografie, ook best eens kunnen doen. Of in elk geval kun je het visualiseren in je hoofd, om de inhoud van je beeld sterker te maken.

 

afbeelding van Amy Schutte

Amy Schutte | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Amy