Interview: Stanley Greene

Interview: Stanley Greene

Dre de Man 1593
Het leven van oorlogsfotograaf Stanley Greene stond in het teken van oorlog, dood en verderf. Zijn werk is hoogst indrukwekkend en zijn persoon, een soort mengeling van Robert Capa, Prince en Johnny Depp, was dat ook. Greene overleed een tijdje terug. We spraken hem aan het begin van vorig jaar over zijn bijzondere leven en publiceerden dit interview in DIGIFOTO Pro 1.2017.

Stanley Greene begon ooit in zijn tienerjaren met het fotograferen van de beweging waar hij deel van uitmaakte, de Black Panthers. In het begin van zijn carrière was hij meer activist dan fotograaf en activist is hij – kind van zijn tijd – in ieder geval in zijn geest altijd een beetje gebleven. Met name door W. Eugene Smith – een van de meest geëngageerde en getalenteerde fotojournalisten – werd hij een echte fotojournalist. Greene heeft een indrukwekkende lijst van wapenfeiten op zijn naam staan en ontving vele onderscheidingen.

115 namen

Stanley Greene was in Amsterdam om een lezingachtige masterclass te geven voor de Nikon Professional Society (NPS). De masterclass lezing op drie oktober stond ongepland in het teken van de dood van collega Jeroen Oerlemans, die de dag daarvoor door een sluipschutter van IS in Sirte doodgeschoten was. Zowel Nikon-directeur Matthieu van Vliet als NPS-verantwoordelijke Roeland Koene stonden er bij stil. Oerlemans had bij de NPS-masterclass aanwezig moeten zijn, zijn stoel was als eerbetoon vrijgelaten. Greene begon  - na een korte uitleg- met een minuut stilte voor Oerlemans. Daarna liet hij een reeks van 115 namen zien van collega’s die sinds begin 2015 om het leven gekomen waren. Begeleid door een foto van een muur met de tekst ‘chalk lines’, hield hij een pleidooi voor zijn vak en vertelde hoe weinig mensen begrepen hoe het was om oorlog vast te leggen en hoe belangrijk het was dat het gebeurde.

Lyriek

Daarna volgt een korte, enigszins geromantiseerde versie van het begin van zijn carrière als fotograaf. Hij vertelt dat hij een oorlogsfotograaf besloot te worden nadat zijn vrouw hem verliet en laat een foto van hen beide zien. Zijn ex-vrouw was van een soort schokkende schoonheid die je je onmiddellijk doet geloven dat zo’n verlies je leven onderuit haalt. Na de idyllische gezinsscène volgt een salvo aan foto’s die allemaal de dood in de een of andere gedaante toonden, iedere foto begeleid door een pistoolschot, nauwelijks langer vertoond dan de duur van zo’n schot. Maar gaandeweg liet Greene in zijn foto’s en in zijn teksten steeds meer een andere Greene zien, een dichter. In plaats van harde zwart-witfoto’s toonde hij af en toe lyriek, een foto van een mooie vrouw in prachtig licht en mooie keuren – met een Kalasjnikov, dat dan weer wel. James Bond, daar moest Greene aan denken bij die foto. Sowieso spreekt Greene vaak in filmtitels. Meer en meer wordt duidelijk dat de man die vooral de dood vastlegde in zwart-wit, ook iets anders fotografeert,  het leven of de zin ervan. Greene is ook een man die een kunstacademie bezocht had en die schilder wilde worden maar uiteindelijk fotograaf werd. Het leven speelt soms vreemde spelletjes - net als de dood. Je kunt je lot niet ontlopen en kennelijk is het lot van Greene om in leven te blijven, ondanks alle gevaarlijke situaties waarin hij zich keer op keer begeeft. 

Black Panthers

Stanley Greene was als tiener lid van de Black Panthers en was een anti-Vietnam-oorlog activist. Met The Western Front, een unieke documentatie van de jaren '70 en '80 punk scene in San Francisco, verwierf hij grote bekendheid. Een ontmoeting en de daaropvolgende samenwerking met W. Eugene Smith maakte van hem een echte fotojournalist. Stanley begon met fotograferen voor tijdschriften en werkte als freelance fotograaf voor de New York Newsday.

In 1986 verhuisde hij naar Parijs en begon evenementen over de hele wereld vast te leggen. Bij toeval was hij getuige van de val van de Berlijnse Muur. De veranderende politieke situatie in Oost-Europa en Rusland bracht Greene tot een ander soort fotojournalistiek. Al snel fotografeerde hij de vele aspecten van het verdwijnen van het communisme en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Tijdens het werken voor het in Parijs gevestigde fotoagentschap Agence Vu in oktober 1993, werd hij gevangen en bijna vermoord in het Witte Huis in Moskou tijdens een poging tot staatsgreep tegen president Boris Jeltsin. Hij was de enige westerse journalist die aanwezig was. Met twee van zijn foto’s daar won hij een World Press Photo.

Oorlog

Hij ging naar Zuid-Soedan om daar de oorlog en hongersnood te fotograferen voor het Franse Globe Hebdo. Hij reisde naar Bhopal, India, om opnieuw voor Globe Hebdo verslag uit te brengen over de nasleep van de Union Carbide gasvergiftiging. Greene werd in 1994 uitgenodigd door Artsen zonder Grenzen om hun noodhulpoperatie van de cholera-epidemie in Rwanda en Zaïre te documenteren. Hij heeft de door oorlog verscheurde landen Nagorno-Karabach, Irak, Sudan, Darfur, Afghanistan, Kashmir en Libanon gefotografeerd.

Stanley Greene was lid van Agence VU in Parijs van 1991 tot 2007. Begin 1993 vestigde Greene zich in in Moskou en werkte voor het Franse dagblad Libération, de tijdschriften Paris Match, Time, The New York Times Magazine, Newsweek, Le Nouvel Observateur en andere internationale nieuwsmagazines. Van 1994 tot 2001 fotografeerde Greene uitvoerig het conflict in Tsjetsjenië, tussen rebellen en de Russische strijdkrachten. Een belangrijk deel van zijn werk uit deze tijd werd in een boek uitgegeven door Actes Sud in 1995: Dans Les Montagnes Où Vivent Les Aigles (Letterlijk: In de bergen waar de adelaars wonen). Zijn werk verscheen ook in Anna Politkovskaja's boek 2001, A Dirty War: A Russian Reporter In Chechnya. Hij maakte ook veel indruk met het fotoboek "Open Wound: Chechnya 1994-2003", uitgegeven door Trolley in 2003.

Prijzen

Stanley werd bekroond met een Katrina Media Fellowship van het Open Society Institute in 2006. In 2010, bij gelegenheid van de vijfde herdenking van de orkaan Katrina, richtte hij met Kadir van Lohuizen “Those who fell through the cracks” op, een samenwerkingsproject dat de effecten documenteert van de orkaan op de bewoners van de golfkunst van Mississippi.

Zijn boek "Black passport" werd gepubliceerd in 2010 en uitgegeven door Schilt Publishing, Amsterdam. Hij is bekroond met vijf World Press Photo onderscheidingen voor zijn werk over de hele wereld, en won de W. Eugene Smith Award en de Alicia Patterson Award in 2004. Stanley Greene won ook de Pipak 2011 (Internationale Prijs Albert Kahn Planet). In juni 2012 was hij de eregast van Tbilisi foto festival en startte een project over e-afval reizen naar Nigeria, India, China en Pakistan. In 2013, ontving Stanley de Aftermath Project Grant om zijn werk in de Kaukasus voort te zetten.

Wanneer ik je werk zie, dan zie ik twee dingen. Aan de ene kant zie ik iemand die een verhaal wil vertellen, over oorlog en dood en meer, maar aan de andere kant zie ik ook iemand die probeert zelfs in oorlogsomstandigheden zorgvuldige composities te maken en met kleuren en schaduwen te spelen. Komt dat door je opleiding?

‘Moeilijk te zeggen, ja ik ging naar een kunstacademie, maakte verschillende fasen van fotografische ervaring door, rockfotografie, modefotografie, staatfotografie, documentaire fotografie. In Parijs maakte ik deel uit van een groep fotografen die zich ‘’poets of photography’’ noemde, ik ben een van de oprichters van camera work gallery in San Francisco, ik heb foto-agentschap Noor mede opgericht, dus ik heb de fotografie ervaren vanuit heel veel verschillende aspecten. Nu ja, mijn leven heeft bestaan uit fotografie, sinds ik school verliet, en zelfs daarvoor. Mijn vader was een cineast, hij was regisseur en acteur dus ik heb mijn jeugd tussen films en foto’s doorgebracht. Ik was acteur tot mijn eenentwintigste, ik heb toneelgespeeld, maar uiteindelijk kwam het op hetzelfde neer: fotograaf zijn. Ik probeer mezelf uit te drukken in een visueel medium. Als kind wilde ik muzikant zijn, maar dat en alle andere dingen beklijfde niet, fotografie wel.’

Tijdens de lezing vertelde je dat je bent begonnen als oorlogsfotograaf nadat je vrouw je in de steek gelaten had. In interviews vertel je deels een ander verhaal, wat is de waarheid?

‘In het boek Black Passport heb ik het op een bepaalde manier voorgesteld. Gisteren ook, maar in werkelijkheid ging het niet zo, want ik was al drie maanden bij Toearegs in Mauretanië geweest, had de val van de Berlijnse muur vastgelegd en ik deed verslag van de oorlog in Tsjetsjenië voordat ik Caroline ontmoette. Ik heb het een beetje mooier voorgesteld dan het was. Maar er zat een kern van waarheid in. Zoals Kevin Costner in de film Wyatt Earp, die na een  ruw en wild leven besluit te trouwen en een gezin te stichten. Als ze vragen ‘mis je het niet?’ is zijn antwoord: ‘ik heb het gezien, ik was daar’. Dat was voor mij hetzelfde, ik was er, heb mijn hand in het vuur gestoken, ik wilde getrouwd zijn en kinderen hebben en een normaal leven lijden. Maar dat is niet gelukt, dus heb ik me op dat ene ding gestort waar ik aan gewend geraakt was. In plaats van het mijn rug toe te keren omhelsde ik het. Mijn vrouw verliet me en in plaats van een alcoholist te worden, ging ik oorlogsfoto’s maken. Ik koos voor iets dat me af zou leiden.’

Je vrouw verweet je geobsedeerd te zijn met de dood, had ze gelijk?

‘Leven met mij was als leven met een geest, je kunt de liefde niet bedrijven met een geest. Ik was er, maar ik was er niet. Ze verweet me dat ik alleen maar bij haar kwam om getroost te worden voor de oorlogsverschrikkingen om dan weer snel te verdwijnen. Tja, misschien had ze wel gelijk.’

Je kende het werk van de zwartwit-fotografen van rond de oorlog, in hoeverre heeft je dat beïnvloed?

‘Ja, ik was me ervan bewust, in Parijs had ik toegang tot Robert Doigneau, ik ontmoette Willy Ronis, ik hoorde hun conversatie, mijn leven als ‘poet of photography’ gaf me dat voordeel. ‘

Veel meer zegt Greene er niet over. De invloed van W. Eugene Smith moet echter groter geweest zijn en kwam ook veel vroeger in Greene’s carrière. Smith’s opgave was, in zijn eigen woorden, "To do nothing less than record, by word and photograph, the human condition”. Greene gebruikt de oorspronkelijke Franse uitdrukking, ‘la condition humaine’, maar heel veel anders is het doel van Greene niet en hij ziet dat zelfs als de taak van oorlogsfotografen. Maar Greene is ook, zegt hij zelf, een ‘poet of photography’, een dichter in beelden.

Wie heeft die uitdrukking verzonnen, ‘poet of photography’, want hij past wel bij je, ook door je omgang met taal?

‘Ik denk dat ik dat gedaan heb, ja dat heb ik gedaan. Misschien ben ik wel een dichter en weet ik het niet. Het is vreemd, als je probeert te denken in termen van wat je bent en wat je gedaan hebt als fotograaf, dan is het nogal verwarrend. Ik denk dat anderen je verhaal moeten schrijven. Jij kunt het zelf doen maar als zij het doen kun je het niet in de richting van een mythe of een legende verbuigen. Want je wil het schoonvegen, je wil er niet uitkomen als een klootzak.  Als anderen het verhaal vertellen, dan maken ze er een overtuigender verhaal van. Maar toch, niemand weet echt wie ik ben.’

Als fotograaf heb je ook die mogelijkheid, nietwaar?

‘Ja, de meeste fotografen verbergen zich achter de camera. Als ik me niet achter de camera had willen verschuilen, was ik mijn acteurscarrière nagestreefd, maar ik ben veilig achter de camera, ik kan alles zijn wat ik wil. Op het moment dat je aan de andere kant gaat staan ben je kwetsbaar. Maar dan zijn er andere trucs.’

En die trucs beheers je heel goed, want, al klinkt het bot, je slaagde erin te overleven. Kennelijk ben je in staat de juiste rol te spelen in het contact met mensen van wie je afhankelijk bent om te overleven.

‘Dat is waar. Op veel manieren word je onzichtbaar, daarom ben je in staat om door de schaduwen te bewegen. Ze zien je niet echt, na verloop van tijd. Ik denk dat toen ik bij de Tsjetsjenen was, ze me niet echt zagen, tenzij iemand het licht aandeed. Een van hen zei dat ik debiel was, maar ik denk ook dat dat me hielp. Als ik te zichtbaar zou zijn, zouden ze misschien zeggen: ‘ga weg hier’, ik ben gelukkig in dat opzicht. Het maakt niet uit of je met de ergste terrorist ter wereld bent, of met een engel of een priester, het gaat er steeds om dat je de condition humaine begrijpt. Ik geef ze allemaal het krediet dat ze iets te zeggen hebben, probeer te luisteren en te horen wat ze zeggen en ik kijk of ik het kan vertalen in mijn eigen geest.’

Je wilt dus vooral verhalen vertellen?

‘Ik ben een verhalenverteller, als fotograaf. Je gooit iets naar het publiek en gelooft in wat je vertelt en je hoopt dat zij geloven dat hetgeen je ze vertelt waar is. Je kunt ook een soort houding aannemen als die van Miles Davis. Ik vertel je dit nu, als je wil luisteren prima, als je niet wil luisteren ook. Ik vertel het maar één keer, het is aan jou om te luisteren of niet. Ik mag je niet smeken om te luisteren en zeggen: ‘dit is het evangelie’. Niets is het evangelie, alles verandert iedere dag.  Al die feiten en theorieën bleken uiteindelijk niet te kloppen. Iedere keer dat je een lezing geeft is het anders, ga je naar huis met een ander verhaal. Gisteren praatte ik tegen een groep mensen die voor de helft conservatief was en voor de helft alternatief. De eerste helft probeert te begrijpen wat ik zeg, dus je moet dan een manier vinden om voor iedereen te praten. Je kunt het te simpel maken, maar ze willen iets weten. Je moet ze iets geven en dat is iets van jezelf. De meeste mensen willen dat niet, ze willen het allemaal voor zich houden, maar ik ben op een leeftijd waar ik er niet meer om geef, als mensen mij willen beoordelen dan gaan ze hun gang maar. Ik heb mijn pact met de duivel gesloten en ik weet waar ik slaap. Ik heb geen illusies over wie ik ben. Ik weet dat ik in sommige opzichten vrij slim ben en in andere opzichten een totale mislukking. Mijn privéleven is een rotzooi, in het licht van wat ik doe als fotograaf denk ik dat het niet anders mogelijk is, je moet iets opgeven. Ik moest mijn verstand opgeven. Ik ben beter één-op-één, wanneer ik me in een hoek gedrukt voel met drie of vier mensen wil ik weg. Dan is het alsof er een deken neerdaalt, dan sluit ik me helemaal op. Ik ben nerveuzer bij drie mensen dan bij dertigduizend. Zelfs bij Noor, waar we één gemeenschap wilden zijn. Dat lukt me niet. Je kunt niet van de hele wereld houden, ik heb altijd gezegd dat mijn beste vrienden vreemden waren.’

‘De mensen die echt dicht bij me staan zijn bereid om te investeren. De meeste mensen zijn daartoe niet bereid. Ze hebben hun eigen levens, hun eigen problemen, hun eigen bull shit. Naarmate je ouder wordt, word je filosofischer en begin je te begrijpen dat je alleen bent. Als je het anders ziet, ben je in ontkenning. Ik heb er geen probleem mee, want het is ingebouwd; het maken van een foto is een solo-ervaring. Wanneer je op de ontspankop drukt, krijg jij de beloning. Heel misschien merkt de persoon aan de andere kant van de camera dat er iets bereikt is, maar in wezen is het zelfbeloning als je erin slaagt een geweldige foto te maken. Naderhand kun je de foto delen, maar het exacte moment waarop je op de ontspanner drukt is van jou.’

‘Ik denk ook dat dat het probleem is met digitale fotografie. Men maakt een foto met een digitale camera en is te ongeduldig om niet te kijken. Dan kijken ze en daarmee wordt de betovering verbroken. Al je met film schiet, kun je de extase verlengen, de verbeelding van de foto die je gemaakt hebt, je kunt niet wachten om die film te ontwikkelen. Met film blijf je in het moment. Bij digitaal is het een quick hit, en dan wil je er nog één maken, maar met film heb je geen idee. Ik houd daarvan. ‘

‘Maar ik ben realistisch genoeg om te weten dat kranten en tijdschriften zitten te wachten op die foto en altijd haast hebben. Daarom moet ik in digitaal schieten, ik moet leveren. Dus draait alles erom dat je het goed doet. Als je genoeg tijd hebt, wordt het ook goed. Het spel dat je moet spelen, is niet kijken. Wat moeilijk is, omdat je weet dat het er is. Dat is waarom ik houd van het idee van de Leica waarbij je de foto’s niet op de achterkant kunt zien, je moet ze eerst downloaden. Dat verlengt de bevrediging en de nieuwsgierigheid. En omdat die nieuwsgierigheid er nog is, maak je weer opnieuw een foto. Niet omdat je het op het scherm ziet, maar omdat je denkt:  ‘’Ik vraag me af of ik het goed gedaan heb’’.  Je ervaart het uiteindelijk als fotograferen met film.’

Dus je bent ook geen vriend van fotobewerking? Je bent van mening  dat je van te voren moet besluiten of in zwart-wit of kleur fotografeert – net als in de pre-digitale tijd.

‘Ja, zeker. Ik schiet vaak met een Leica Monochrom en met een M9 die ik op zwart-wit ingesteld heb. Ik weet dat de kleur-optie bestaat maar ik probeer er weerstand aan te bieden.‘

Toch zijn er ook een aantal zeer fraaie foto’s in kleur van uw hand.

‘In kleur fotograferen zonder dat het er goedkoop uitziet, is moeilijk. Op het moment werk ik met Dupont-labs en die zijn echt heel goed. Ik heb echter ook nog een paar honderd rolletjes Kodachrome die niet ontwikkeld zijn omdat het lab dat ik indertijd had, ermee opgehouden is. Zo is het systeem, wanneer je eenmaal aan iets gewend bent nemen ze het van je af.’

Maar het is ook mogelijk om RAW’s zo te bewerken dat je foto’s krijgt die heel erg op Kodachrome  lijken.

‘Veel discussies met fotografen gaan erover dat ze dingen met Photoshop al dan niet willen of kunnen bereiken. We praten erover alsof het een natuurlijk aspect is van het proces van fotografie. Ik heb geen Photoshop, ik probeer dat te vermijden. Dat keert zich weer tegen mij omdat ik het in handen van iemand anders geef die het dan te sterk aanzet en het compleet overphotoshopt zodat het op een cartoon lijkt. Moeilijk.’

‘We zijn bang om in discussie te gaan met kranten en tijdschriften, omdat we bang zijn dat ze ons geen opdracht geven. Maar dat is een vergissing.’

Je werkt dus af en toe met digitaal. Met Leica omdat die camera’s zo stil zijn? En welke objectieven gebruik je?

‘Een Leica is inderdaad erg stil, dat is zeker een onderdeel van die keuze.  Ik werk ook met Nikon, ik hield zeer van de D3s en ik houd ook van de DF. Nikon maakt zeer degelijke camera’s en dat zeg ik niet vanwege hun sponsoring van Noor, maar je kunt een D3s helemaal kapot slaan en hij blijft maar klikken. Dat is de realiteit. Mijn objectief is overigens altijd een 28 mm.’

Je presentatie stond in het kader van Oerlemans die de dag daarvoor gestorven is. Maar het vormde ook een aanleiding om tijdens de presentatie het werk van fotojournalisten te verdedigen.

‘Triest verhaal, hij had kinderen, hij had een leven en iemand nam het van hem af. Echt heel triest.’

Veel mensen weten niet hoeveel moeilijkheden er achter een foto verborgen zijn, welke gevaren je moet trotseren en hoeveel tijd er in gaat zitten.

‘Ze willen ook niet weten hoe moeilijk het is. Ze willen horen dat ze het ook met hun iPhone kunnen doen, dat het gemakkelijk is. Net zoals je met een iPhone geen films kunt maken. Ik heb wat interessante dingen gezien, gemaakt met simpel materiaal, maar dat was omdat de mensen die het gebruikten geniaal waren. Ik denk dat de meeste mensen niet op de wereld zijn om geweldig werk te maken, zij zijn niet uit het juiste hout gesneden, ze hebben niet het talent om fotograaf te worden. Net zoals ze niet de aanleg hebben om balletdansers te worden of musicus. We hebben talenten in ons en je hebt de tijd nodig om ze te vinden en ze aan de oppervlakte te brengen. Ik ben geen balletdanser, ik zou nooit Rudolf Nureyev kunnen zijn, of Mikhail Baryshnikov. Maar ik houd ervan om ze in de lucht te zien springen, om ze de zwaartekracht te zien ontkennen, maar ik ben hen niet en zij zijn wie zij zijn, God zij dank daarvoor. Ik kan het niet, maar ik kan fotograferen. Ik weet niet wat ik doe, maar op de een of andere manier kan ik iedere camera ter wereld in mijn handen nemen en hem laten werken, dat is mijn talent. De goden zeiden: ‘Wij maken van jou een groot fotograaf, maar het is een geheim. Je kunt het aan niemand vertellen’. Dat is waar. Nu zegt iedereen dat ik een geweldig fotograaf ben, maar ik ontken het. Want ik wil de goden niet boos maken. Ze zouden dat talent van me weg kunnen nemen. Misschien is dat ook waarom ik conflicten fotografeer, want daarbij heb je een zekere andere vaardigheid nodig. Ik kan mode doen, ik weet hoe dat werkt, ben ik dan een modefotograaf? Nee, maar ik begreep het decisive moment, ik weet wanneer ik op de ontspanner moet drukken. Dat is wat een groot fotograaf onderscheidt.’

Maar je hebt ook andere talenten, bijvoorbeeld dat je in staat bent te praten met de Baboesjka’s, de Russische vrouwen.

‘Baboesjka’s zijn geweldig, je moet alleen veel tijd investeren om thee met ze te drinken. Maar je kunt heel veel van de wereld leren door Baboeska’s. Alles wat ze doen is kijken, het zijn de grootse toeschouwers van de wereld. Ze zitten daar en nemen het allemaal in zich op. Het is een gigantisch spionnennetwerk. Waarschijnlijk houd ik daarom zo van Rusland, de mensen zijn zo simpel maar als je een beetje doordringt zijn ze zo super fascinerend. Als je kijkt in de ogen van een Russische vrouw, is het als duiken in het diepste water. Aan de oppervlakte komen is een strijd, je verdrinkt in hun ogen. Ik weet waarover ik spreek, je weet nooit wat er in hun hoofd omgaat.’

En je bent afhankelijk van dat soort mensen.

‘Ja, ze zeggen: ‘’Nee, neem die straat niet’’ en even later hoor je boem en je weet dat ze gelijk hadden. Tijdens mijn reizen heb ik ook fixers en vertalers gehad die spionnen voor de regering waren. Ik had een chauffeur die tegen me zij: Stanley, overdag rijd ik je rond en houd ik je in leven en ’s nachts trek ik erop uit om Amerikanen te doden met mijn zonen. Dat voelde ik tot in mijn botten, maar het was waar. Hij zei ‘’Je hebt een Islamitisch hart’’.’

‘Op een dag vroeg ik hem: ‘Mohammed, waarom ben je zo gedeprimeerd?’ Hij zei ‘Mijn vrouw wil niet met me naar bed, omdat ik te veel tijd besteed aan het verzet’. Let wel, dat is een vent die Amerikanen vermoordt. Ik zei tegen hem, ‘Luister, we gaan naar de Amerikaanse basis en we kopen twee blikjes Red Bull, je drinkt ze leeg en je gaat naar huis en je zult een geweldige nacht hebben met je vrouw’. Hij gaat mee naar de basis, koopt de Red Bull. De volgende ochtend wil hij de muziek horen die ik altijd speel en ik vraag hem: ‘wat is er?’ ‘Ik heb je raad opgevolgd en ik had geluk bij mijn vrouw gisteravond.’ Toen vroeg ik hem waarom hij Amerikanen wilde doden. Hij zei, ‘Nou omdat ze die zonnebrillen hebben waarmee je door de kleren van onze vrouwen heen kunt kijken’. ‘En mijn zonnebril, dan?’ – want die draag ik altijd - ‘Ja, die heb ik al gecontroleerd toen je sliep, maar dat is een gewone.’ Hij had zo mijn keel kunnen doorsnijden – maar ik heb een islamitisch hart, denkt hij.’

‘Iedereen die denkt dat hij van te voren weet hoe het allemaal in elkaar steekt, is een idioot. Je gaat daarnaartoe om omdat je dingen wil uitzoeken, het gaat allemaal om het ontdekken. Ik houd van dat avontuur, het is wat je uit je bed doet komen.’

Je liet een foto zien van twee mannen die met hun Kalasjnikovs gegrilde kip gingen kopen en die daarvoor een weg overstaken met sluipschutters. Het lijkt wel alsof ze het gevaar niet meer zien. Is dat voor jou hetzelfde, wordt het een gewone manier van leven?

‘Dat is een heel verkeerde manier van denken. Als je een oorlog ingaat terwijl je denkt dat het een normale manier van leven is, ben je snel dood. Als je naar dat soort plaatsen gaat, moet je denken: ‘This motherfucker is dangerous’. Je moet denken dat achter iedere hoek, iedere stap, achter iedereen de mogelijkheid schuilt om je te doden, misschien niet eens met opzet. Nee, je zintuigen werken 24/7 en je schakelt ze nooit uit. Je vertrouwt niets en niemand. Niet eens jezelf. Iedere stap die je zet, die check je. Mijn zintuigen zijn afgestemd op een koortsachtige manier, daarom zit ik hier. Misschien maak ik iedereen boos, maar ik zit hier. Als iemand zegt, laten we die weg aflopen, en als ik het gevoel heb dat een situatie verkeerd is of zich verkeerd ontwikkelt, hoef ik niets te bewijzen. Zero. Ik neem een risico om een foto te maken, dat is mijn werk. Maar zomaar, nee.’

En hoe denk je over het nemen van die risico’s voor foto’s?

‘Niet. Ik beoordeel iedere situatie zoals die zich voordoet. Als er een kans is dat ik de straat kan oversteken om een foto te maken, dan neem ik die. Maar als er een kans is dat ik de overkant van de straat niet red, dan doe ik het niet. Er zijn situaties geweest waarin een geweldige foto me toelachte, maar de situatie was vergeven van gevaar, dus nee.’

‘Het moment waarop je in de auto stapt of in een vliegtuig neem je de beslissing dat je een risico neemt. Wat Don McCullin zegt is waar, degene die terugkomt doet het goed, je vindt een manier om het werk te doen en je keert terug. Het nemen van niet noodzakelijke risico’s maakt geen deel uit van dat scenario, dat is stom. Maar ik ken mensen die daartegenin gaan, die zeggen: het is het risico waard. Als het ‘t risico waard is, dan doe ik het. Als ik het gevoel heb dat het ‘t niet waard is, dan niet. Je verliest niks in zo’n geval. Tenzij je staat te springen om te bewijzen hoe stoer en macho je bent. En dat speelt ook mee. Want soms ben je in een situatie waarin de jongens zeggen: ‘Kom we gaan’, en als je zegt ‘fuck you, ik ga’, dan moet je een andere beslissing nemen: vertrouw je je collega’s? Weten zij iets dat jij niet weet? Je moet het allemaal doordenken. Je moet een risicoplan hebben. Het is geen grap. Dat is mijn theorie, maar wat weet ik ervan?’

Nou ja, veel

‘Ja dat misschien wel, maar niet van het leven.’

 

afbeelding van Dre de Man

Dre de Man | Redacteur

Bekijk alle artikelen van Dre